28 juni 2021

Wat is een verhuizing? Nieuwe prejudiciële vragen over de verhuiskostenvergoeding

author

Frank (F.J.) Ringnalda

feature-img

In een arrest dat ik ontving op 23 juni 2021 en dat inmiddels ook is gepubliceerd, heeft het hof besloten om nieuwe prejudiciële vragen te stellen over de verhuiskostenvergoeding. Het hof is van plan om een aantal vragen te stellen aan de Hoge Raad, om er achter te komen wanneer sprake is van een verhuizing in de zin van de verhuiskostenvergoeding zoals bedoeld in artikel 7:220 lid 5 BW.

Verhuiskostenvergoeding

In 2016 beantwoordde de Hoge Raad al prejudiciële vragen over de verhuiskostenvergoeding. Daarbij wordt bijvoorbeeld duidelijk dat de verhuiskostenvergoeding van artikel 7:220 lid 5 BW alleen verschuldigd kan zijn als renovatiewerkzaamheden – op zichzelf beschouwd en dus ongeacht eventuele andere werkzaamheden – het noodzakelijk maken dat de huurder verhuist. Ook werden definities gegeven van renovatie en dringende werkzaamheden en werd bepaald dat de regeling van de verhuiskostenvergoeding van (semi)dwingend recht is, waardoor je daar niet (ten nadele van de huurder) van kan afwijken.

Nadien is nog regelmatig geprocedeerd over de verhuiskostenvergoeding. Vaak spitsten de discussies in deze procedures zich toe op de vraag of een tijdelijk verblijf van een huurder in een ingerichte logeerwoning een verhuizing is in de zin van de verhuiskostenvergoeding. Als dat niet het geval is, dan kan geen aanspraak worden gemaakt op de verhuiskostenvergoeding. Regelmatig oordeelden kantonrechters, maar ook het gerechtshof Den Haag en (later ook) het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inderdaad dat een dergelijk verblijf geen verhuizing in de zin van artikel 7:220 lid 5 BW is en dat daarom geen aanspraak kon worden gemaakt op de verhuiskostenvergoeding.

Prejudiciële vragen

Over wat dan wel precies onder een verhuizing moet worden verstaan, heeft de Hoge Raad zich nog niet (kunnen) uit(ge)laten. Om daar (definitieve) duidelijkheid over te verkrijgen, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het hiervoor aangehaalde arrest het voornemen opgevat om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Het hof heeft in dat verband de volgende vragen geformuleerd:

  1. Moet een tijdelijke intrek in een door de verhuurder ter beschikking gestelde, volledig ingerichte en gestoffeerde wisselwoning, worden aangemerkt als een verhuizing, zoals bedoeld in artikel 7:220 lid 5 BW?
  2. Is het antwoord op vraag 1. mogelijk anders als in combinatie met de sub 1 geschetste situatie de woning ten behoeve van de renovatiewerkzaamheden volledig of grotendeels ontruimd moet worden?
  3. Maakt het bij de beantwoording van de onder 2. vermelde vraag nog verschil of de inboedel wordt opgeslagen in een door de verhuurder op diens kosten ter beschikking gestelde opslagruimte?
  4. En maakt het bij de beantwoording van vraag 3. nog verschil of de kosten van verplaatsing van de inboedel (naar die opslagruimte en terug naar de woning) voor rekening van de verhuurder komen?
  5. Maakt het bij de beantwoording van de onder 1. vermelde vraag nog verschil of de huurder bij terugkeer in de gerenoveerde woning als gevolg van de renovatiewerkzaamheden herinrichtingskosten in de eigen woning heeft moeten maken? Hieronder wordt niet begrepen herstel van schade, maar herinrichtingskosten die noodzakelijk zijn als gevolg van de renovatiewerkzaamheden, bijvoorbeeld bij een gewijzigde maatvoering van gerenoveerde kozijnen.
  6. Zijn er nog andere factoren die meegewogen moeten worden bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een verhuizing, als bedoeld in artikel 7:220 lid 5 BW?

Nadat partijen hier nog op hebben mogen reageren, zullen de vragen naar verwachting aan de Hoge Raad worden gesteld. De beantwoording van deze vragen zou veel duidelijkheid kunnen geven over de verhuiskostenvergoeding.

Heb je vragen over de verhuiskostenvergoeding of renovatie voordat (of nadat) deze vragen zijn beantwoord, aarzel dan niet om contact met mij op te nemen.

author

Frank (F.J.) Ringnalda

Frank is specialist op het gebied van huurrecht (woonruimte en bedrijfsruimte) en vastgoedrecht in brede zin. Hij treedt veel op voor professionele verhuurders, zoals woningcorporaties en beleggers. Frank heeft vijf jaren bij een groot advocatenkantoor in Amsterdam gewerkt op het gebied van vastgoed. Door zijn ...
Delen

overig nieuws_